Wat zijn wol-, dop- en schildluizen?
Wolluizen (familie Pseudococcidae), dopluizen (familie Coccidae) en schildluizen (familie Diaspididae) vormen drie belangrijke families binnen de superfamilie Coccoidea. Deze superfamilie behoort tot de orde Hemiptera (halfvleugeligen). Coccoidea zijn op het eerste gezicht nauwelijks als insecten te herkennen. De vrouwtjes zitten stil en zijn bedekt met een harde schaal (schild- en dopluizen) of met wasdraden (wolluizen). Ze zuigen plantensappen en zijn meestal waardplantspecifiek. Naast de zuigschade vormt bij wol- en dopluizen vooral de productie van honingdauw (waarop schimmels groeien) een groot economisch probleem. In fruit- en siergewassen kan dit leiden tot veel schade en waardeverlies. Schildluizen produceren geen honingdauw. Door hun verscholen levenswijze en hun bedekking zijn deze insecten zeer goed beschermd tegen natuurlijke vijanden en tegen chemische gewasbeschermingsmiddelen.
Schade door wolluis, dopluis en schildluis
De meeste soorten wolluizen zuigen aan de bovengrondse delen van de plant, en sommige soorten onttrekken hun voedsel aan wortels of zijn galvormers. Enkele soorten kunnen ook schadelijke virussen overdragen. Wolluizen veroorzaken op verschillende manieren schade aan het gewas:
- de nimfen en vrouwtjes zuigen plantensap op. Hierdoor wordt de groei belemmerd en ontstaat er misvorming en/of vergeling van het blad, soms gevolgd door bladverlies. De fotosynthese neemt af, met als gevolg een lagere oogst. Als er bloemen of vruchten aanwezig zijn, vallen deze vaak af;
- plantensap is arm aan eiwitten en rijk aan suiker. Daarom moeten wolluizen veel sap opnemen om voldoende eiwitten binnen te krijgen. De overtollige suiker scheiden ze uit in de vorm van honingdauw. Hierop groeien vaak zwarte roetdauwschimmels (Cladosporium spp.). Samen met de witte, wasachtige afscheiding van de wolluizen heeft dat een vermindering van de sierwaarde van de aangetaste plant tot gevolg. Ook worden vruchten en bloemen hierdoor besmeurd, waardoor ze onverkoopbaar worden. Tevens vermindert de fotosynthese van de bladeren, waardoor de productie van bloemen en vruchten afneemt.
- In siergewassen is alleen de aanwezigheid van wolluizen al voldoende om het product onverkoopbaar te maken. Er is daarom bij een zeer kleine populatie al sprake van veel waardeverlies.
Dopluizen zuigen met name aan bladeren en twijgen, en veroorzaken hierdoor verkleuringen, groeiremming en in extreme situaties uiteindelijk bladval. Het is echter vooral de grote hoeveelheid uitgescheiden honingdauw die schade geeft, doordat hierop roetdauwschimmels groeien. Tevens worden mieren door de honingdauw aangetrokken. De honingdauw met roetdauwschimmels is meestal de eerste aanwijzing van dit type plaag. In sierteeltgewassen zijn met name varens, maar ook oleander en orchideeën gevoelig voor dopluizen.
Schildluizen produceren in tegenstelling tot wol- en dopluizen geen honingdauw. Ze zuigen epidermiscellen leeg en injecteren daarin toxische stoffen, waardoor gele, rode of bruine vlekken op bladeren en vruchten ontstaan. Dit kan uiteindelijk leiden tot het afsterven van het blad.