Algemeen
Sclerotinia sclerotiorum, ook sclerotiënrot of rattenkeutelziekte genoemd, is een plantpathogene schimmel met een groot aantal waardplanten.
Levenscyclus en uiterlijk van sclerotiënrot/rattenkeutelziekte
Sclerotiënrot/rattenkeutelziekte (Sclerotinia sclerotiorum) overwintert in de vorm van sclerotiën en mycelium in dood en levend plantmateriaal, in of op de grond. De sclerotiën ontkiemen bij temperaturen tussen 4 en 26°C, met een optimale temperatuur tussen 13 en 15°C. Ontkieming en infectie vinden meestal plaats als de grond langdurig veel water bevat.
De sclerotiën ontkiemen rechtstreeks en vormen mycelium, of ze produceren apothecia (vruchtlichamen) met ascosporen. Het mycelium infecteert de stengelvoet en de wortels, en de ascosporen infecteren de bovengrondse plantendelen. Bij bedekte teelten vormen de ontkiemende sclerotiën meestal alleen mycelium. De schimmel groeit vrij snel in de plant en doodt de waardplantcellen. Op het geïnfecteerde plantenweefsel verschijnt wit pluizig mycelium met nieuwe, donkere sclerotiën. De schimmel infecteert ook zaden en knollen, die een bron van nieuwe infectie kunnen vormen in het volgende gewas. Verspreiding naar naburige planten vindt plaats door myceliumgroei.
Schadebeelden
De eerste symptomen bij een infectie met sclerotiënrot/rattenkeutelziekte (Sclerotinia sclerotiorum) zijn natte plekken op de stengelvoet. Daarboven verwelkt en verrot de plant. Er groeit wit, pluizig schimmelmycelium op de plekken. In het mycelium worden grote, donkere sclerotiën gevormd. Ze zijn gemakkelijk met het blote oog te zien en lijken op rattenkeutels, vandaar de naam rattenkeutelziekte. De stengels kunnen worden aangetast, evenals de bladeren, vruchten en peulen.
Wortelinfectie leidt vaak tot voortijdig verwelken en afsterven van de plant.
Schadebeelden
Preventie van sclerotiënrot/rattenkeutelziekte
- Teel droog/wees voorzichtig met watergift
- Zet de planten ver uit elkaar
- Verwijder zieke planten in een gesloten plastic zak
- Verwijder gewasresten
Voorkom plantenziekten door te zorgen voor een optimale groei, ontwikkeling en weerbaarheid van het gewas.