Algemeen
De bananenboorder (Opogona sacchari, ook bekend als Opogona subcervinella) behoort tot de familie Tineidae. Buiten tropische gebieden kan de bananenmot (Opogona sacchari) zich alleen vestigen in kassen. Het insect is herhaaldelijk aangetroffen in verschillende Europese landen, maar is in sommige landen uitgeroeid. De soort is polyfaag en wordt aangetroffen op planten uit 22 families. Het is een belangrijke plaag in banaan en kan verder tropische gewassen als ananas, bamboe, maïs, aardappel en suikerriet aantasten. Tot de waardplanten van de soort behoren echter ook een groot aantal sierplanten van tropische en subtropische oorsprong die in kassen in Europa worden geteeld. Zo fungeren dracaena, yucca, strelitzia en cactussen,en soms ook dieffenbachia, euphorbia, Bromeliaceae, ficus en vele andere siergewassen als waardplant.
Levenscyclus en uiterlijk van de bananenboorder
Volwassen bananenboorders (Opogona sacchari) zijn vrijwel effen helder geelachtig-bruin van kleur. De mot is ongeveer 1 cm lang en heeft een spanwijdte van 18 tot 26 mm. De voorvleugels zijn bruin met een gouden gloed en twee kleine zwarte puntjes en kunnen donkere bruine banden vertonen. De achtervleugels zijn bleker en helderder. De bananenboorder (Opogona sacchari) is een typische nachtvlinder, maar houdt in rust zijn antennen recht vooruit, wat verschilt van andere nachtvlinders
Pas gelegde eieren zijn lichtgeel en na ongeveer twee dagen worden ze donkergeel. Kort voor het uitkomen worden ze geelachtig bruin. De rupsen doorlopen zes of zeven stadia. Ze zijn maximaal 3,5 cm lang, zeer beweeglijk, lichtschuw en ze vreten enorm veel. Bij verstoring trekken ze zich razendsnel terug in aangetast plantenmateriaal. Ze zijn vuilwit tot grijsbruin en gedeeltelijk doorzichtig, zodat de inwendige organen zichtbaar zijn. Ze hebben een helder bruinrode kop met goed zichtbare bruinachtige platen op het borststuk en het achterlijf. De larven leven gewoonlijk in de vruchtkroon van banaan, in de stam of hoofdstengel van siergewassen, of in bladeren en stengels.
De poppen zijn bruin en meestal minder dan 1 cm lang. De cocon wordt aan een eind van een boorgang gesponnen en is meestal 1,5 cm lang. Voordat de mot uitkomt, werkt de pop zichzelf eerst gedeeltelijk uit het plantenweefsel met behulp van twee haakjes. Behalve de haakjes heeft de pop ook opvallende stekels aan elk segment. Het meest opvallende kenmerk van dit insect is dat het lege pophuidje uit de gang in het plantenweefsel steekt. Soms vindt verpopping in de potten plaats.
Schadebeelden
De rupsen maken gangen en gaten in houtige gewassen en succulenten. In siergewassen bevinden de larven zich meestal in de stengel en soms in bladeren en kiemblaadjes. Karakteristiek voor een aantasting van de bananenboorder is de aanwezigheid van geelwit boorsel in de openingen van gangen. Kiemplanten kunnen ernstig worden aangetast. De aantasting is meestal niet in een vroeg stadium te herkennen. De rupsen beginnen gewoonlijk te eten in het floëem- en houtgedeelte en laten de schors staan. Doordat de saptoevoer wordt onderbroken, begint de plant te verwelken. Bij bijvoorbeeld yucca voelt de schors week aan en kan het worden ingedrukt op de aangetaste plek. Bij cactussen, yucca en dracaena kan de rups de stengels totaal uithollen. Planten waarvan de wortelhals of de stengelvoet wordt aangevreten, verliezen eerst enige bladeren en vallen dan om (bijv. bij sanseveria en palmen).
De rupsen zijn polyfaag en erg vraatzuchtig. Naast de directe schade moet ook de indirecte schade niet onderschat worden. De aangetaste plekken kunnen besmet worden met schimmels en bacteriën waardoor ze gaan rotten. Daardoor kan de schade verergeren en een onaangename geur ontstaan.