Algemeen
De katoenluis (Aphis gossypii) is een uitermate polyfage bladluis die wordt aangetroffen op meer dan 700 plantensoorten. Bij gewassen die worden aangetast door deze bladluis, gaat het o.a. over katoen, citrus, koffie, cacao, aubergine, komkommer, meloen, paprika, pepers en vele siergewassen, zoals chrysant en kalanchoë. De katoenluis (Aphis gossypii) komt over de gehele wereld voor, maar heeft een voorkeur voor de warmere gebieden. In Noord-Europa is deze soort pas vanaf eind jaren tachtig een plaag in kasgewassen, waarbij hij vooral in de komkommerteelt een probleem vormt.
Levenscyclus en uiterlijk van de katoenluis
Bladluizen hebben een ingewikkelde levenscyclus, met zowel gevleugelde als ongevleugelde adulten. De bladluizen vertonen ook een grote verscheidenheid in kleur. In kassen planten ze zich ongeslachtelijk voort, waarbij onbevruchte levendbarende vrouwtjes steeds nieuwe generaties met vrouwtjes voortbrengen. Bladluizen vervellen vier keer voordat ze het volwassen stadium bereiken. Elke keer blijft er een witte vervellingshuid achter die hun aanwezigheid in het gewas verraadt. De katoenluis onderscheidt zich van andere bladluizen door de kleur van zijn twee sifonen. Deze zijn namelijk altijd zwart, ongeacht de kleur van de rest van het lichaam, die varieert van lichtgeel tot licht- of zelfs zwartgroen. De kleur van het lichaam hangt af van de temperatuur, het voedsel en de dichtheid van de populatie. Zo zijn grote exemplaren (tot 1,8 mm) meestal donkergroen tot zwart, terwijl bladluizen die bij een hoge temperatuur en in een overbevolkte kolonie zijn ontstaan, zeer klein (vanaf 0,9 mm) en geel tot crèmekleurig kunnen zijn. Bladluizen hebben rode ogen en vrij korte antennen.
Schadebeelden
De katoenluis (Aphis gossypii) is een belangrijke overbrenger van virusziekten. Deze bladluizensoort kan meer dan 50 verschillende virussen overbrengen, zoals het komkommermozaïekvirus.
De nimfen en adulten onttrekken voedingsstoffen aan de plant en verstoren de groeihormonenbalans. Hierdoor wordt de groei geremd en ontstaan er afwijkende bladeren of, wanneer de aantasting vroeg in het seizoen optreedt, kunnen jonge plantjes zelfs dood gaan. Door de groeiremming en het afvallen van aangetaste bladeren vermindert de opbrengst.
Plantensap is rijk aan suiker, maar arm aan eiwitten. Hierdoor moeten bladluizen veel sap opnemen om voldoende eiwitten binnen te krijgen. De overtollige suiker wordt door de bladluizen in de vorm van honingdauw weer uitgescheiden, waardoor het gewas en de vruchten kleverig worden. Op de suikers kunnen zwarte roetdauwschimmels (Cladosporium spp.) groeien die de vruchten of siergewassen vervuilen, waardoor deze onverkoopbaar worden. Tevens neemt de fotosynthese van de bladeren af, waardoor de productie daalt.