Plutella xylostella

Koolmot

Algemeen

De koolmot (Plutella xylostella) behoort tot de familie van de Plutellidae. Hij tast alleen Brassicaceae-soorten aan, inclusief onkruiden uit deze familie. Het is niet zeker waar de koolmot (Plutella xylostella) oorspronkelijk vandaan komt. Zowel Europa, Zuid-Afrika als Oost-Azië worden genoemd. Tegenwoordig komt hij voor op alle plaatsen waar zijn kruisbloemige waardplanten groeien en wordt hij beschouwd als de meest universeel verspreide soort uit de vlinder- en mottenorde (Lepidoptera). De adulten van deze trekvlinder verplaatsen zich over lange afstanden op de wind om zich elders te vestigen in gewassen.

Levenscyclus en uiterlijk van de koolmot

De ovale, afgeplatte eieren van de koolmot (Plutella xylostella) zijn aanvankelijk geel of lichtgroen en worden later donkerder. Ze worden afzonderlijk of in groepjes van 2 tot 10 stuks afgezet aan de boven- en de onderzijde van de bladeren, bij voorkeur in kuiltjes in het blad, en zelden op stengels of bladstelen.

De rups doorloopt vier larvenstadia. Het lichaam loopt aan beide kanten taps toe en is groen, soms overdekt met lichtgeel, met enkele korte haren en witte vlekjes. De rups heeft vijf paar buikpoten, waarvan één paar in een kenmerkende 'V'-vorm uitsteekt van het achterste deel. De larven zijn vrij klein en actief. In het eerste stadium graven de larven gangen in het bladweefsel. Vanaf het tweede stadium vreten ze de plant aan van buitenaf.

De poppen van de koolmot (Plutella xylostella) zitten in een witte, losse, zijden cocon, die meestal gevormd wordt op de onderste of buitenste bladeren. Ze zijn vaak vastgeplakt, regelmatig verscholen in kiertjes in de buurt van de knop. Bij bloemkool en broccoli komt het voor dat de rupsen zich verpoppen in de bloemknoppen. Aanvankelijk is de pop zachtroze tot abrikooskleurig, en hij wordt bruin voordat de adult uitkomt.

De volwassen koolmot (Plutella xylostella) is slank en grijsbruin met opvallende antennes. Zijn achtervleugels zijn smal en hebben een puntig uiteinde. Van opzij gezien lijken de uiteinden van de vleugels iets naar boven gedraaid. Bij de mannetjes is het bovenste twee derde deel van de voorvleugels donker, soms overdekt met oker of gemengd met witachtige schubben. Het onderste derde deel van de voorvleugel is licht okerkleurig, met een bijna witte bovenrand. Bij de vrouwtjes is het bovenste twee derde deel van de voorvleugels licht okerkleurig met dezelfde tekening als bij de mannetjes. Op de rug is duidelijk een brede crèmekleurige of lichtbruine band aanwezig, soms met versmallingen waardoor één of meer licht gekleurde 'diamanten' ontstaan. Hieraan heeft dit plaaginsect zijn Engelse naam (diamond back moth) te danken. De motten zijn geen krachtige vliegers en verspreiden zich gemiddeld slechts 13 tot 35 m binnen een gewas, maar ze worden gemakkelijk meegenomen op de wind en kunnen zo 400 tot 500 km per nacht afleggen.

Bestrijding van de koolmot