Levenscyclus en uiterlijk van de tabakswittevlieg
De tabakswittevlieg (Bemisia tabaci) doorloopt 6 ontwikkelingsstadia, namelijk een eistadium, 4 larvenstadia (waarvan het laatste vaak pop wordt genoemd, alhoewel dat strikt genomen niet klopt), en het volwassen insect. De larven zitten aan de onderkant van jonge bladeren en zijn ovaal van vorm. Larven in het eerste stadium (‘crawlers’) kunnen zich verplaatsen. Vanaf het tweede larvenstadium zitten de larven vast op het blad. Het vierde larvenstadium ontwikkelt zich tot een gele, bijna ronde zogenaamde pop, waarin de rode ogen en witte vleugels van de adult al duidelijk te zien zijn. Deze poppen zitten op de oudste bladeren.
De adult kruipt uit de pop via een T-vormige breuklijn. De volwassen witte vliegen zitten vaak verspreid over de hele plant waar ze hun eieren leggen. Daarom kunnen alle verschillende ontwikkelingsstadia bij elkaar te vinden zijn op één blad. Als een aangetaste plant wordt geschud, vliegen de adulten eerst op om vervolgens terug te keren naar de onderkant van de bladeren. De volwassen tabakswittevlieg (Bemisia tabaci) heeft goed ontwikkelde stekend-zuigende monddelen en begint na het uitkomen al snel plantensappen te zuigen. Het insect is bedekt met een dun laagje witte wasachtige substantie.
De volwassen tabakswittevlieg (Bemisia tabaci) lijkt veel op de kaswittevlieg (Trialeurodes vaporariorum), maar is iets kleiner en geler. Verder staan de vleugels van tabakswittevlieg (Bemisia tabaci) verticaal (parallel) langs het lichaam, terwijl de vleugels van kaswittevlieg horizontaal (als een driehoekje) staan.