Algemeen
Oevervliegen (Scatella tenuicosta) komen zeer algemeen voor, vaak in de buurt van water. Ze voeden zich met algen. Andere oevervliegen hebben verschillende voedingsgewoonten, maar de larven van de meeste soorten voeden zich met rottend plantaardig materiaal. Oevervliegen komen vaak voor in kassen.
Levenscyclus en uiterlijk van de oevervlieg
De levenscyclus van de oevervlieg (Scatella tenuicosta) bestaat uit de volgende stadia: ei, 3 larvenstadia, een popstadium en de volwassen vlieg. De eieren worden los van elkaar gelegd en zijn boonvormig. Een larve van het eerste stadium is doorzichtig wit van kleur. In het tweede stadium zijn de larven bruinachtig en minder doorschijnend. Het lichaam is cilindervormig. De larven bevinden zich in de bovenste bodemlaag in een vochtige omgeving en ook de verpopping vindt daar plaats.
De volwassen oevervlieg is zwart, ongeveer 4 tot 5 mm groot en dik met korte antennen en korte poten. Op de kop van de adult staan een paar opvallende ogen. De vleugels zijn grijsbruin gevlekt.
De soort wordt nogal eens verward met varenrouwmuggen (Bradysia paupera, Lycoriella ingenua). De oevervlieg is echter forser gebouwd en heeft kortere antennen zonder kralen.
Schadebeelden
Oevervliegen (Scatella tenuicosta) brengen geen directe schade toe aan planten, want ze voeden zich met groene algen. Ze kunnen echter wel plantenziekten overbrengen en kunnen door hun grote aantallen overlast geven bij werkzaamheden in de kas. Uitwerpselen van de oevervliegen op bladeren of bloemen in siergewassen, sla en kruiden veroorzaken ook cosmetische schade. Soms zijn er zoveel uitwerpselen dat de groei, met name van jonge stekken, erdoor belemmerd kan worden.