Schadebeelden
De cyclamenmijt (Phytonemus pallidus) voedt zich met plantensappen door met zijn stekend-zuigende monddelen het plantenweefsel aan te prikken. De mijten bevinden zich vooral in bloemknoppen, groeipunten en omgekrulde bladeren, omdat de luchtvochtigheid hier hoger is en ze beschermd zijn tegen direct zonlicht. Ze zijn op deze plaatsen moeilijk waar te nemen. Er treedt pleksgewijs schade op doordat de mijten zich traag verspreiden.
De symptomen verschillen per waardplant en kunnen op virusaantasting lijken. Aangetaste bladeren zijn gedraaid of gekruld, misvormd, broos en kleiner dan gewoonlijk.
Bij cyclaam worden de bloemen beschadigd en treedt groeiremming van de bladeren op. Bij Hedera kan mijtaantasting leiden tot kale stengeldelen. Bloemen van gerbera raken misvormd en verkleuren. Het blad wordt bronskleurig, met name langs de hoofdnerf. Al bij een gering aantal mijten kan grote schade optreden. Bij zwaardere aantasting treedt groeistagnatie op of worden de bloemknoppen zo ernstig aangetast dat ze verschrompelen en afsterven.
Bij aantasting in aardbei zijn aangetaste bladeren gerimpeld en onregelmatig omgekruld. Aangetaste planten hebben een onnatuurlijk dichte bouw, omdat de bladstelen kort blijven. Ernstig aangetaste bladeren worden broos, verkleuren naar bruin of zilver en sterven af. De bloemen en jonge vruchten worden bruin aan de basis.