Duponchelia fovealis

Duponcheliamot

Algemeen

De duponcheliamot (Duponchelia fovealis) is een polyfage soort die zich voedt met een brede waardplantenreeks van 38 plantenfamilies. Hieronder vallen siergewassen zoals rozen en gerbera, waterplanten, groentegewassen zoals selderij, paprika en sla, en onkruiden. Doordat de rupsen van deze nachtvlinder verscholen leven, zijn ze zeer moeilijk chemisch te bestrijden.

Levenscyclus en uiterlijk van de duponcheliamot

Volwassen duponcheliamotten (Duponchelia fovealis) zijn licht- tot donkerbruin van kleur. Op hun voorvleugels is een witte, kronkelende lijn te zien. Hun opvallend lange achterlijf staat bijna verticaal omhoog gebogen. Het achterlijf van het mannetje is vaak wat langer dan dat van het vrouwtje. Kenmerkend is ook de driehoekige vorm die de kop en de voorvleugels vormen. De motten vliegen vooral ’s nachts, maar zijn ook overdag waar te nemen.

Het vrouwtje zet de eieren los af of in groepjes van vijf tot tien eieren, die elkaar dakpansgewijs overlappen. Ze doet dit zowel op de boven- als de onderkant van bladeren, dicht bij de nerven, of laag op de stengel of steel, dicht bij de grond. De rozerode eieren zijn ongeveer 0,5 mm in doorsnede en worden steeds donkerder. Tegen het uitkomen, ongeveer een week daarna, is de jonge larve zichtbaar in het ei. De volgroeide rupsen zijn 20 tot 30 mm lang en roomwit van kleur. Op de rug staan donkere stippen in groepjes van twee naast elkaar. Opvallend zijn ook de donkere kop en de vier zwarte stippen net achter het kopschild. De rupsen hebben vier paar buikpoten.

De rupsen bevinden zich in spinsels en hebben een voorkeur voor vochtige plaatsen. Ze worden voornamelijk laag in het gewas aangetroffen, vaak in rottend organisch materiaal op de grond of het substraat. Ze voeden zich met dood organisch materiaal en ook met levend weefsel. Jonge rupsen eten van de bladeren en bloemen, waarna ze zich in de stengel boren en naar beneden graven, om er ter hoogte van de grond weer uit te komen. De rupsen verpoppen zich in een coconnetje, gemaakt van aarde, op verscholen plaatsen. Dit kan zowel op het gewas zijn als op een andere geschikte plaats in de buurt. De verpopping vindt plaats in een cocon van spinsel, uitwerpselen en gronddeeltjes. De pop zelf is geelbruin, wordt donkerder tegen het einde van zijn ontwikkeling, en is 9 tot 12 mm lang.

Bestrijding van de duponcheliamot